Het oppervlak en de randen van een artefact kunnen worden geanalyseerd op gebruikssporen, vaak met behulp van een microscoop. Het gaat hierbij zowel om beschadigingen op het artefact, alsook om residu. Deze elementen geven aanwijzingen voor het gebruik van een artefact. Gebruikssporenanalyse is het meest bruikbaar voor relatief harde materialen die niet snel op andere manieren bekrast of gebroken worden, zoals vuursteen, steen en harde metalen zoals koper, brons of ijzer. Artefacten worden over het algemeen typologisch en technologisch ingedeeld, maar dit biedt geen directe zekerheid over het gebruik van een werktuig. Zo kunnen op een vuurstenen mes op microscopisch niveau nog interpreteerbare sporen aanwezig zijn, die inzicht bieden over het bewerken van huiden.