Glas is een amorfe (niet-kristallijne) vaste stof. De bekendste verschijningsvorm is het kleurloze glas zoals het voor vensterglas en drinkglazen wordt gebruikt. Dit glas bestaat voornamelijk uit silica, met toevoeging van een flux (potas, soda, lood), stabilisator (calcium, lood, recent magnesium) en eventueel kleurstoffen, ontkleuringsmiddelen en opaakmakers (een reeks aan metalen en halfmetalen). Analyse van glas kan op vier manieren plaatsvinden: experimentele studies, vorm- en functieanalyse, stilistische analyse en technologische analyse. Technologische analyses richten zich op de materialen waarvan het glas is gemaakt. Zo wordt de chemische samenstelling van glas onderzocht middels röntgenfluorescentiespectrometrie (XRF), om zo uitspraken te kunnen doen over datering en herkomst. Aangezien glas onderhevig is aan verwering van het oppervlak kan specifiek XRF-onderzoek naar spoorelementen in diepere lagen aanwijzingen geven over het originele glastype (zoals calcium of kalium), dat in de bodem kan zijn uitgeloogd en waardoor de glassamenstelling is veranderd. Analyse van glas uit de Romeinse tijd richt zich op die periode.