Haar en veren vormen een relatief onbekende materiaalgroep, omdat ze maar zelden in archeologische context gevonden worden. Haren en veren kunnen echter veel informatie geven over lokaal voorkomende diersoorten en mensen, alsook vaak ook over het dieet van mensen. Het bruikbare DNA bevindt zich in de haarwortel, of calamus in het geval van veren (de holle punt). Als de wortel niet overgebleven is, bijvoorbeeld bij afgeknipte of uitgevallen haren of veren, dan kan er geen DNA uit het monster geëxtraheerd worden. Haren en veren zijn nuttig voor DNA-onderzoek omdat ze, hoewel relatief zeldzaam, toch beter bewaard blijven dan ‘zachtere’ lichaamsdelen zoals huid of vlees. Haren en veren kunnen het best onder droge of zure omstandigheden bewaard blijven, zoals in woestijnen of veengebieden.