• Home
  • Updates
  • Over deze site
  • Kennisdialogen
  • Contact

Vroeg-Romeins aardewerk met verrassende kenmerken

Herkomstanalyse suggereert migratie naar regio Tiel

Gerard Boreel en Julie Van Kerckhove (Aardewerk & Archeologie)

 

Wie leefden er in de vroeg-Romeinse tijd in de regio Tiel? Onderzoek naar aardewerk toont aan dat er destijds verschillende groepen nieuwkomers waren. Voor dit onderzoek zijn naast traditionele technieken ook nieuwe wetenschappelijke technieken gebruikt.

 

Onderzoeksmethoden

Petrografie, WD-XRF (chemische analyse), opnieuw bakken van aardewerk

 

Inleiding

De overgangsperiode van Late IJzertijd naar vroeg-Romeinse tijd was een dynamische tijd. Politieke instabiliteit zorgde ervoor dat grote groepen mensen zich verplaatsten (migreerden). In zijn De Bello Gallico schreef Caesar dat hij hele stammen had uitgeroeid. Toch woonden er ook in de vroeg-Romeinse tijd mensen in het Nederlandse rivierengebied. Waren dit nieuwkomers, of overdreef Caesar en bleef een deel van de late-ijzertijdbewoners hier gewoon wonen?

 

Mengelmoes van stijlen

Voor de beantwoording van vragen over migratie en mobiliteit leent aardewerk zich bij uitstek als onderzoeksobject. Aardewerk werd in het dagelijks leven in grote hoeveelheden gebruikt. Omdat het daarnaast ook nog eens goed bewaard blijft in de bodem, vormt aardewerk een belangrijke bron voor de archeologie. Van oudsher wordt daarbij gekeken naar vormtypes en kenmerken zoals wandafwerking en versiering.

Voor de herkomst van het aardewerk wordt vertrouwd op uiterlijke kenmerken, zogenaamde ‘stijlgroepen’ en regionale typologieën. Deze ontstaan in stabiele perioden, waarin stijl en techniek van generatie op generatie worden doorgegeven. Hierdoor zijn regionale typologieën traditioneel een betrouwbare manier om iets te zeggen over de herkomst van aardewerk.

Maar na de verovering door Caesar is er in onze regio geen sprake meer van een stijlgroep, of van een regionale aardewerktypologie. We zien juist een mengelmoes van stijlen en kenmerken. Dit maakt duidelijk dat er grote behoefte is aan een objectieve methode om de herkomst van aardewerk te achterhalen en zo meer te kunnen zeggen over migratie en mobiliteit.

Bij een archeologisch onderzoek in Tiel-Medel is dit thema van migratie en mobiliteit onder de loep genomen. De combinatie van traditioneel aardewerkonderzoek en nieuwe wetenschappelijke technieken aan vroeg-Romeins aardewerk heeft aangetoond dat verschillende groepen nieuwkomers in de regio zijn neergestreken en dat er geen aanwijzingen zijn voor continuïteit van de lokale bevolking.

 

Herkomstonderzoek

Om te achterhalen waar het aangetroffen aardewerk is vervaardigd, is het materiaal ingedeeld in herkomstgroepen. Deze groepen kennen elk een eigen geologische achtergrond (lees: herkomst) en kunnen meerdere pottenbakkersateliers en/of stijlgroepen vertonen. Om tot een indeling te komen, zijn verschillende natuurwetenschappelijke methoden ingezet (petrografisch en chemisch onderzoek, en het opnieuw bakken van scherven), in combinatie met traditionele stilistische en technische analyse.

Het innovatieve van dit onderzoek is vooral het loslaten van typologie als primair criterium. Indelen op basis van typologie maakt nu deel uit van een meer geïntegreerde benadering, waarbij de natuurwetenschappelijke resultaten belangrijke bouwstenen vormen.

 

Petrografisch onderzoek

Petrografie betekent letterlijk ‘de beschrijving van gesteenten’. Maar aardewerk is een keramisch product: een samenstelling van een plastische fractie (klei) en een niet-plastische fractie (magering). Door het te bakken ontstaat een baksel dat lijkt op een sedimentair gesteente. Petrografische technieken kunnen daarom heel goed worden ingezet om aardewerk te karakteriseren en te helpen bij het bepalen van de herkomst van de grondstoffen.

In eerste instantie gebeurt dit ‘macroscopisch’: op het oog, of met behulp van een vergroting tot circa 40x. Hierbij worden bijvoorbeeld de kleur, structuur en textuur vastgelegd van een verse breuk. Maar we kunnen nog verder inzoomen als we een zogeheten dunne doorsnede (slijpplaat) maken van het aardewerk. Door een plakje van een scherf op een glaasje te plakken en deze op te schuren tot een dikte van 30 µm dikte, kunnen we zien welke mineralen erin zitten. Op dit microscopisch niveau wordt verder gekeken naar de vorm, verdeling en sortering van de magering en naar de optische eigenschappen van de (klei)matrix waarin zij zich bevinden.

In het aardewerk uit de regio Tiel kwamen de onderzoekers al snel raadselachtige objecten tegen in de slijpplaten. Kleine ronde objecten, die soms aan elkaar gegroeid bleken te zijn. Het bleek te gaan om oölieten uit een oölitische kalksteen. Naast kristallijn calciet en afgeronde korrels basalt wijzen deze elementen op een herkomst ver van Tiel. Samen met de geologie en de typologische stijlkenmerken van het aardewerk zelf toont dit onderzoek aan dat een groot deel van het aardewerk uit de Duitse Lippe-regio komt.


Afbeelding 1: Voorbeeld van vergroeide oölieten in een slijpplaat onder dubbel gepolariseerd licht (bron/collectie: Aardewerk en Archeologie).

Chemisch onderzoek

Chemisch onderzoek aan aardewerk is nuttig omdat aardewerk een eindproduct is van verschillende samengebrachte grondstoffen. Het eindproduct wordt beïnvloed door keuzes van de pottenbakker, zoals toevoegen of zuiveren van materiaal, of door het mengen van kleien. Ondanks de vele factoren die van invloed zijn op de chemische samenstelling, zijn toch vaak patronen te herkennen die wijzen op een specifieke herkomst. Dat kan een locatie zijn, een specifiek afzettingsmilieu of een fysisch geografisch landschap.

Voor het meten van de samenstelling van het onderzochte aardewerk gebruikten de onderzoekers de betrouwbare techniek WD-XRF (Wavelength Dispersive X-Ray Fluorescence Spectroscopy). Dit is een destructieve methode (per monster is 10 gram nodig) waarbij de chemische samenstelling wordt gemeten van het ‘baksel’ als geheel (de matrix én magering samen). Hierbij worden zowel hoofd- als sporenelementen bepaald.

Het chemisch onderzoek laat voor het aardewerk van Tiel heel mooi zien dat het materiaal uit de Lippe-regio (bruine ellips) een redelijk homogene groep is. Verrassend is dat er ook andere groepen zijn te zien, groepen die sterk overkomen met het gemeten referentiemateriaal uit de Nederlandse kustregio’s (kleine oranje ellips en roze ellipsen). Het lijkt erop dat bijna al het materiaal van elders kwam en niet uit het rivierengebied (blauwe ellipsen). Toch bestaat er tussen de chemische groepen nog veel overlap, iets waarin het herbakken van aardewerk meer inzicht geeft.


Afbeelding 2: Impressie van overlappende chemische groepen (blauwe, bruine en roze groepen) (bron/collectie: Aardewerk en Archeologie).

Het opnieuw bakken van aardewerk

Dunne plakjes van het aardewerk zijn opnieuw gebakken op 1.000℃, 1.100℃ en 1.200℃. De kleur die het materiaal daarbij aanneemt en het vertoonde smeltgedrag weerspiegelen vooral de chemische samenstelling van de klei. De invloed van minerale magering (toegevoegd of niet) speelt hierbij een ondergeschikte rol. Groepen op basis van dit kleur- en smeltverloop vertegenwoordigen daarom verschillende kleien en zo ook herkomstgebieden.

De overlap tussen chemische groepen op basis van de WD-XRF-techniek kan vaak verder uiteen worden gehaald door herbakken. Zo kon bijvoorbeeld voor het aardewerk uit de regio Tiel goed onderscheid worden gemaakt tussen de groepen uit de verschillende Nederlandse kustregio’s, die chemisch sterk op elkaar lijken.


Afbeelding 3: Voorbeelden van het kleur- en smeltverloop van twee monsters uit het Noord-Nederlandse en Zuid-Hollandse kustgebied (bron/collectie: Aardewerk en Archeologie).

Welke kennis leverde dit op?                                       

Voor het vroeg-Romeinse aardewerk uit de regio Tiel hebben de onderzoekers kunnen vaststellen dat veruit het grootste deel niet uit de regio zelf komt. De nieuwe bewoners die in de vier onderzochte nederzettingen neerstreken, hebben hun aardewerk van heinde en ver meegenomen. Zo werd aardewerk uit de West- en Noord-Nederlandse kustregio’s gevonden en kwam een groot deel uit de Duitse Lippe-regio. Dit op zich is al een opvallend resultaat. Het wordt echter nog meer opzienbarend, want ook is er aardewerk uit Duitsland gevonden met Friese stijlkenmerken en aardewerk uit Groningen met een typisch West-Nederlandse versiering.

Deze nieuwe benadering van onderzoek blijkt niet alleen herkomst van materiaal aan te kunnen wijzen, maar kan ook leiden tot onverwachte resultaten en nieuwe onderzoeksrichtingen en -vragen. Om te begrijpen dat aardewerk met ‘Friese’ of Noord-Nederlandse kenmerken in de Duitse Lippe-regio is gemaakt, formuleerden de onderzoekers de hypothese dat Friese militairen, gelegerd aan de Lippe, op een gegeven moment door de overheid naar Tiel zijn verplaatst.

Een andere verrassende uitkomst zijn de grote verschillen qua herkomst tussen de onderzochte vindplaatsen. Elke vindplaats laat zien dat er sprake is van nieuwkomers, maar de ene laat vooral Duits materiaal zien, terwijl een andere een meer diverse achtergrond suggereert. Hier valt nog veel te onderzoeken en ontdekken over sociale verhoudingen.


Afbeelding 4: Impressie van een familie die met al hun bezittingen op weg is naar een nieuwe bestemming (© Djenné Fila, in opdracht van Aardewerk en Archeologie).

Ruimere onderzoeksthema’s

De geïntegreerde aanpak van de Tielse casus laat zien dat er verrassende nieuwe conclusies zijn te trekken over de bewoners in de vroeg-Romeinse tijd in het Nederlandse rivierengebied. De methode die hier gebruikt is, biedt legio kansen voor onderzoeksvragen- en thema’s, ook voor andere periodes en regio’s. Herkomstonderzoek van aardewerk kan nieuwe inzichten bieden in allerlei andere onderzoeksthema’s uit de Nationale Onderzoeksagenda Archeologie (NOaA). Denk bijvoorbeeld aan ontwikkelingen gedurende het neolithisatieproces, of van de overgang van Romeinse tijd naar Vroege Middeleeuwen.

 

Aanbevelingen & tips

Dit inspiratieverhaal laat zien dat de toepassing van natuurwetenschappelijke technieken, in combinatie met traditioneel aardewerkonderzoek, tot kenniswinst leidt. Herkomstonderzoek aan aardewerk kan een belangrijke bijdrage leveren aan onderzoek.

Een belangrijke aanbeveling hierbij is dat archeologen samenwerken met een aardewerkspecialist met ervaring met herkomstanalyse, en het liefst vanaf een vroeg stadium in het onderzoek. Dit leidt tot een gefundeerd advies over mogelijke onderzoeksvragen en zinvolle selecties voor een passende onderzoeksopzet binnen een bepaald budget.

Een aardewerkspecialist met ervaring met herkomstanalyse kan fungeren als een ‘translator’ tussen de archeoloog (en zijn/haar archeologische vraagstelling) en de laborant (en zijn/haar data). Deze specialist kan goed de haalbaarheid inschatten van de gewenste resultaten en is in staat om de wetenschappelijke data te interpreteren in functie van de archeologische onderzoeksvraag.

Een laatste aanbeveling is: besteed voldoende aandacht aan de selectie van aardewerk voor herkomstonderzoek, in nauw overleg met een aardewerkspecialist met ervaring met herkomstanalyse. Als de vraagstelling van een onderzoek leidt tot de inzet van deze techniek, zal een archeologisch zinvolle selectie de resultaten sterk beïnvloeden. Hierbij is vooral een contextgebaseerde benadering van het materiaal van belang. Belangrijke factoren daarbij zijn de aard en datering van de context, in hoeverre deze is deze gesloten, en wat de samenstelling is van de erin gevonden assemblage van vondsten.

 

Informatie

De opgraving Tiel-Medel is in opdracht van de gemeente Tiel uitgevoerd door VUhbs archeologie in de periode oktober 2016 – april 2017. De basispublicatie is in 2019 verschenen in de reeks Zuidnederlandse Archeologische Rapporten.

Het project ‘Tiel-Medel as a key site for innovative research into migration and ethnogenesis in the Roman Northwest frontier’ aan de Vrije Universiteit Amsterdam heeft onder meer geresulteerd in een publicatie in het tijdschrift Germania. Dit project is tot stand gekomen dankzij financiering van NWO, provincie Gelderland en provincie Noord-Holland.

 

Bronnen en publicaties

- Van Kerckhove, J., 2019: Het aardewerk uit de Romeinse tijd, in D. Habermehl/J. van Kampen/J. van Renswoude (eds), Opgravingen te Tiel-Medel Hazenkamp en -De Reth. Twee grafvelden uit de Romeinse tijd en nederzettingsporen uit de Late IJzertijd, vroeg-Romeinse tijd en laat-Romeinse tijd, Amsterdam (Zuidnederlandse Archeologische Rapporten 80), 245-344.

- Habermehl, D./J. Van Kerckhove/N. Roymans/L. M. Kootker/S. Heeren/G. L. Boreel/D. Braekmans, 2022: Investigating migration and mobility in the Early Roman frontier. The case of the Batavi in the Dutch Rhine delta (c. 50/30 BC-AD 40), Germania 100, 65-108.

- Van Kerckhove, J./G. L. Boreel/D. Braekmans, in prep.: Evidence for immigration into the Batavian region in the pre-Claudian era through a multi-analytical approach (petrography, pottery refiring, SEM-EDS and WD-XRF).

Sluiten

Verbeter de digitale toegankelijkheid door kleuren donkerder te maken, het kleurcontrast te verzachten, de regel en letterafstand te vergroten.