Archeologisch textiel is onderbelicht in de Nederlandse archeologie. In de depots liggen duizenden fragmenten te wachten op verdere analyse. Sinds kort is er echter meer aandacht voor archeologisch textiel. Door de nieuwste technieken is er dan ook een scala aan nieuwe invalshoeken.
Marijn Stolk
Archeologisch textiel is onderbelicht in de Nederlandse archeologie. In de depots liggen duizenden fragmenten te wachten op verdere analyse. Sinds kort is er echter meer aandacht voor archeologisch textiel. Door de nieuwste technieken is er dan ook een scala aan nieuwe invalshoeken. En binnen het kader van de Nationale Onderzoeksagenda Archeologie biedt onderzoek naar textiel mogelijkheden voor inzichten in ambachtelijke productie, maar ook in aspecten van maatschappelijk verhoudingen. Het gaat daarbij om allerlei niveaus van plaats en tijd: niet alleen specifieke periodes of regio’s, maar ook dat op (inter)nationaal en diachroon niveau. Voor toekomstige opgravingen valt dan ook aan te bevelen om hier extra aandacht aan te besteden en bij het aantreffen van textiel de hulp in te schakelen van een specialist. Daarnaast is het voor overkoepelende of verdiepende onderzoeksprojecten van belang om materiaal dat in archeologische depots ligt opgeslagen te herevalueren en mee te nemen in onderzoeksprojecten – zeker gezien de nieuwe onderzoekstechnieken die decennia geleden nog niet toegankelijk waren.Men denkt dat textiel vrijwel altijd vergaat, maar textiel van dierlijke oorsprong zoals wol en zijde kunnen verrassend goed bewaard blijven in archeologische contexten. Zelfs kleinste bruine plukjes textiel kunnen een enorm verhaal onthullen bij onderzoek naar het gebruik van grondstoffen of ambachtelijke specialisaties.
In het onderzoeksproject ‘Textiel uit Hollandse Bodem’ (uitgevoerd tussen 2021 en 2024) nam archeologe dr. Marijn Stolk (gespecialiseerd in vroegmoderne materiële cultuur) de onderzoekspotentie van archeologisch textiel uit de Nieuwe tijd nader onder de loep. Dit project – medegefinancierd door het Amsterdams Universiteitsfonds, provincie Zuid-Holland en Gemeente Amsterdam – had als doel om textielvondsten uit het pre-Malta-tijdperk te onderzoeken en te ontsluiten, om deze materiaalgroep op de radar te zetten binnen het huidig bestel. Daarvoor werd allereerst een inventarisatie gemaakt van dit textiel in een aantal depots met behulp van historica Martine Teunissen (gespecialiseerd in kostuums en reconstructies). Daarna keken de onderzoekers naar de verschillende grondstoffen en basistechnieken, om meer zicht te krijgen op aspecten van textielnijverheid. Natuurlijk volgde hieruit ook een vraag naar meer gespecialiseerd onderzoek, waarbij samenwerking werd gezocht met onderzoekers op het gebied van conservering en restauratie Luc Megens, Ineke Joosten en Art Proaño Gaibor (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, RCE) en leden van de afdelingen Conservering en Restauratie van de Universiteit van Amsterdam, UvA. Met natuurwetenschappelijke onderzoeksmethoden, zoals röntgenfluorescentiespectrometrie (beter bekend als XRF-analyse) kan de samenstelling van chemische elementen worden bepaald, waardoor deze technieken van grote meerwaarde zijn bij het onderzoek naar grondstoffen, verftechnieken en kleurstof-analyses.
Een aantal textielvondsten uit dit onderzoeksproject zijn geanalyseerd in het laboratorium van de RCE, omdat er vragen waren over de gebruikte grondstoffen. Een van die vondsten was een fragment van gebrocheerde ripszijde uit circa 1675-1725, dat in de jaren ’80 werd gevonden bij de grootschalige opgravingen onder het huidige Waterlooplein (fig.1). Op het fragment zien we in zwartige metaaldraad een bloemmotief tegen een roodroze achtergrond. Op microscopische foto’s was duidelijk te zien dat het metaaldraad was gemaakt door een zeer dunne en platte strip metaal om een zijden kern te wikkelen. Metaaldraad was sowieso een luxegoed in die tijd. Met welk soort metaal hadden we hier precies te maken? Een XRF-analyse – waarbij heel precies op het metaal gericht kan worden – wees uit dat het in dit geval moest gaan om zilverdraad. Dit gezien de vertegenwoordiging van het scheikundig element Ag (zilver) in de chemische samenstelling (fig.2).
Een ander 18e-eeuws textielfragment dat bij het Waterlooplein werd opgegraven – en ooit deel uitmaakte van een vrouwenkleding - is een relatief groot fragment van nog blauw gekleurde zijde (fig. 3). Een XRF-analyse van dit fragment toonde hoge pieken voor de aanwezigheid van het element Sn (tin). Dit wierp licht op een zeer interessante kwestie wat betreft de handel in zijde. Zijde werd, in tegenstelling tot andere stoffen, namelijk niet per meter verkocht, maar op basis van gewicht.
Tijdens het ontgommen van de zijde (als voorbereiding op het verven), verloor de zijde aan gewicht, en werd het dus in feite minder waard. Uit historische bronnen weten we dat zijde in de 19e eeuw werd verzwaard met behulp van metaalzouten om de waarde te verhogen en als toevoeging bij het verven. Verschillende 17e-eeuwse bronnen melden dat het verzwaren van zijde verboden was.[1]
Een dergelijke archeologische vondst vormt dus een brug tussen voorschriften en praktijk. Daarmee vraagt het eigenlijk om grootschaliger onderzoek, waarbij meer archeologisch en historisch overgeleverde zijde onderzocht zou kunnen worden. Dit om te onderzoeken hoe gangbaar het verzwaren van zijde was. Dit heeft, een stap verder, potentieel ook invloed op de benodigde conserverings- en bewaringsomstandigheden.
[1] Colenbrander 2010, 125; www.rijksmuseum.nl/…/versnipperd-verleden; www.modemuse.nl/blog/textielsymposium-zijde-textielcommissie
Uit de twee bovenstaande voorbeelden blijken zowel de complexiteit als het onderzoekspotentieel van archeologisch textiel. Voor toekomstig onderzoek valt dan ook aan te raden om – hoe klein een fragment dat wordt opgegraven ook is – advies in te winnen van een specialist om een inschatting te kunnen maken van de vervolgstappen. Zowel voor onderzoek als voor conservering is het van belang om zo vroeg mogelijk in het proces een specialist in te schakelen. Op deze manier kan zo snel mogelijk een juiste aanpak
gekozen worden wat zowel voor onderzoek als voor de conservering van belang is.
De beschreven analyses slechts een voorbeeld van de mogelijke bijdrage van natuurwetenschappelijke onderzoeksmethoden bij onderzoek van archeologisch textiel. De analyse van grondstoffen en kleurstoffen kunnen bij grootschaligere toepassing inzichten geven op het gebied van handel, de keuze voor specifieke materialen vanuit sociale of ambachtelijke overwegingen, en ambachtelijke specialisatie. Het potentieel van onderzoek naar archeologisch textiel is enorm. Het is aan te bevelen om in de toekomst te zoeken naar interdisciplinaire kruisbestuivingen, waarbij archeologische, (kunst)historische en natuurwetenschappelijke invalshoeken samenkomen.
Nieuwsgierig naar recent onderzoek op gebied van textiel uit de Nieuwe tijd? Zeker aan te raden zijn de volgende publicaties (online te raadplegen):
Comis, S. Y., 2017. Zeventiende- en achttiende-eeuwse kleding van walvisvaarders opgegraven op Spitsbergen, Academisch proefschrift, Groningen, Rijksuniversiteit Groningen.
Colenbrander, S., 2010. Zolang de weefkunst bloeit. Zijdeweverijen in Amsterdam en Haarlem, 1585-1750, Academisch proefschrift, Universiteit van Amsterdam, Amsterdam.
Meer zien en lezen over het project ‘Textiel uit Hollandse Bodem’:
www.instagram.com/textiel_uit_hollandse_bodem
Erfgoed van de Week | Textiel uit Amsterdamse bodem - Gemeente Amsterdam