• Home
  • Updates
  • Over deze site
  • Kennisdialogen
  • Contact

Wat afval ons kan vertellen

Plantenresten, endoparasieten en houtvondsten uit 13-17e-eeuwse beerputten uit Grave

Liesbeth van Beurden, Silke Lange & Marjolein van der Linden (BIAX).

 

Beerputvullingen uit Grave zijn onderzocht op plantaardige resten en ook op de aanwezigheid van endoparasieten. Door de combinatie van endoparasieten-, macrobotanisch en palynologisch onderzoek blijkt dat de bewoners behoorlijk welgesteld waren, maar dat dat hen niet heeft behoed voor worminfecties. Verder: ook toen al werd waarschijnlijk Oost-Indische kers gegeten!

 

Onderzoeksmethoden

Endoparasietenonderzoek, macrobotanisch onderzoek, palynologisch onderzoek.

 

Inleiding

Bij twee opgravingen in Grave (Oliestraat) is natuurwetenschappelijk onderzoek uitgevoerd aan (ophogingspakketten van) grachten, waterputten, kuilen, sloten en beerputten uit de late middeleeuwen en nieuwe tijd (13e-17e eeuw). Daarbij zijn botanische macroresten, pollen, endoparasieten en hout onderzocht door BIAX. Deze overblijfselen en vondsten zijn geïnterpreteerd als bewoningsafval. Zo dragen ze bij aan het beantwoorden van onderzoeksvragen uit het Programma van Eisen (PvE) binnen de thema’s ‘Sociale en economische differentiatie’ en ‘De ontwikkeling van steden’ van de Nationale Onderzoeksagenda Archeologie 2.0 (respectievelijk thema 5 en 19).

De twee opgravingen in Grave zijn in juni 2021 uitgevoerd door VUhbs (zie Van Kampen, in voorbereiding). Het natuurwetenschappelijk onderzoek werd uitgevoerd om inzicht te krijgen in de bewoning van Grave door de eeuwen heen wat betreft agrarische activiteiten, voeding, ambachten, hygiëne, welvaart en luxe, en in de daarmee mogelijk samenhangende sociale status van de bewoners van Grave.

 

Natuurwetenschappelijke onderzoeksvragen

De onderzoeksvragen uit het PvE en de NOaA 2.0 voor natuurwetenschappelijk onderzoek waren:

- Hoe kan de bewoning door de eeuwen heen gekarakteriseerd worden op het gebied van welvaart, activiteiten en ambachten? (onderzoeksvraag 3 uit het PvE)

- Zijn er aanwijzingen voor de status van de bewoners aanwezig binnen het plangebied en waar bestaan deze uit? (onderzoeksvraag 2 uit het oplegblad)

- Wat zijn de aard, herkomst en betekenis van al dan niet geïmporteerde ‘luxe’ goederen? (NOaA 2.0-vraag 40)

- Wat zijn de verschijningsvormen en sociaaleconomische context van agrarische specialisatie? (NOaA 2.0-vraag 49)

- Wat zijn de aard, verschijningsvormen, omvang en context van ambachtelijke specialisatie? (NOaA 2.0-vraag 67)

- Hoe waren de hygiënische omstandigheden in steden, en welke maatregelen werden genomen ter verbetering daarvan? (NOaA 2.0-vraag 91)

 

Plantaardige resten en parasieten

Het natuurwetenschappelijk onderzoek van de beerputvullingen uit Grave omvat botanisch onderzoek aan plantaardige macroresten zoals zaden en vruchten, aan microresten zoals pollen en sporen (samen: palynologische resten), aan non-pollen palynomorphen (zoals sporen van mestschimmels) en aan houtvondsten. BIAX heeft daarnaast ook onderzoek gedaan aan endoparasieten.

De botanische macroresten (aanwezig in zeefresiduen met een minimale maaswijdte van 0,25 mm) zijn macroscopisch onderzocht met vergrotingen tot 40x, en waar nodig microscopisch met vergrotingen tot 400x.

De palynologische resten en endoparasieten zijn door chemische bereiding uit grondmonsters geëxtraheerd, opgewerkt tot preparaten en met een microscoop onderzocht met vergrotingen tot 1.000x.  De verschillende resten zijn op basis van morfologische kenmerken op soort, geslacht of familieniveau gedetermineerd. Hierbij is gebruik gemaakt van de referentiecollecties van BIAX en determinatieliteratuur. Van de houtvondsten zijn kleine coupes gesneden en preparaten vervaardigd die microscopisch met vergrotingen tot 500x zijn bestudeerd, om de houtanatomische kenmerken te identificeren. Daarbij is gebruikgemaakt van determinatiesleutels. De houtvondsten zijn daarnaast onderzocht op houtgebruik/herkomst, bewerkings- en gebruikssporen en op functionaliteit.

Bij het onderzoek naar de functie van houten voorwerpen – vooral die uit de late middeleeuwen en de vroegmoderne periode – zijn contemporaine schilderijen een waardevolle historische bron. Op schilderijen van bijvoorbeeld herbergen en burgerlijke huizen uit de zestiende en zeventiende eeuw zijn vaak voorwerpen te zien die tegenwoordig niet meer gebruikt worden en waarvan de kennis van het gebruik door de eeuwen heen verloren is gegaan. Deze informatie is essentieel om een houten vondst in zijn culturele context te kunnen begrijpen.

 

Welke kennis leverde dit op?

Uit het onderzoek aan botanische macroresten en palynologische resten blijkt dat de bewoning in laatmiddeleeuws Grave deels nog een agrarisch karakter had. Men verbouwde en verwerkte graan- en vezelgewassen, en er waren lokale moestuinen en mogelijk boomgaarden waar fruit, noten, groenten en kruiden werden geteeld.

Veel van de laatmiddeleeuwse sporen en lagen bevatten resten van mest en/of beer, wat aangeeft dat men het in die tijd met de hygiëne niet erg nauw nam. Uit het beerputonderzoek blijkt dat sommige bewoners besmet waren met parasitaire wormen. Een coproliet uit een van de ophogingslagen van de gracht bevatte geen eieren van endoparasieten die kunnen aangeven van welk dier de coproliet afkomstig is (of dat het gaat om menselijke uitwerpselen), maar de relatief grote botfragmenten en de aangetroffen graanzemelen en -pollen doen vermoeden dat de coproliet afkomstig is van een gedomesticeerd dier. Omdat de coproliet vrij veel henneppollen bevat, wordt vermoed dat het om een varken gaat dat werd gevoerd met afval van de hennepverwerking.

Het natuurwetenschappelijk onderzoek heeft ook interessante inzichten opgeleverd over de handel en welvaart in de late middeleeuwen. Dat is niet verwonderlijk, gezien de strategische ligging van Grave nabij de Maas. Resten van vijg en druif wijzen op import van gedroogd fruit vanuit zuidelijk Europa. En het jaarringpatroon van de duigen van een eikenhouten ton die als beerput heeft gediend, geeft aan dat het hout afkomstig is uit dichtbebost gebied. Hierdoor kan worden afgeleid dat de ton, inclusief de inhoud, uit een ander deel van Europa is geïmporteerd. Op een van de duigen werd een merkteken gevonden in de vorm van een gecombineerde A en T (zie afb. 1); mogelijk de initialen van de eigenaar van een wijngaard of brouwerij. Wellicht kan deze eigenaar in de toekomst nog geïdentificeerd worden.

Interessant is ook de goede vertegenwoordiging van resten van struikhei en andere heide- en hoogveensoorten. Hieruit is opgemaakt dat vermoedelijk sprake was van aanvoer en handel van plaggen of turf vanuit het in het achterland gelegen veengebied.

 


Afbeelding 1. Hout: handel en welvaart. Merkteken op duig van een geïmporteerde bier- of wijnton, mogelijk een verwijzing naar een wijngaard of brouwerij (foto BIAX).

Welgestelde huishoudens

Het onderzoek van de 16e-17e-eeuwse beerputten biedt inzicht in het consumptiepatroon in deze periode, met daarin verschillende exotische en luxe voedingsmiddelen. Zo toont het macrorestenonderzoek de consumptie aan van rijst, komkommer, paradijskorrel, zwarte peper, abrikoos en meloen. De pollenanalyse voegt daar kruidnagel en kappertjes aan toe. Alle genoemde producten werden hoogstwaarschijnlijk van ver aangevoerd of onder glas geteeld, waardoor ze relatief schaars en kostbaar waren.

Een opmerkelijke vondst betreft het pollen van klimkers, afkomstig van de kleine of grote Oost-Indische kers (zie afb. 2). Het is de eerste keer dat resten van deze plant in archeologische context in Nederland zijn aangetroffen. Historische bronnen geven aan dat kleine en grote Oost-Indische kers in de 16e en 17e eeuw in ons land werden geïntroduceerd. Mogelijk werden de bloemen en bladeren door de toenmalige bewoners van Grave in salades verwerkt.

Uit dezelfde beerput komen twee opvallende houtvondsten (zie afb 3.): een beeld van een leeuw en een laatje uit een muntgewichtdoosje; zeker geen alledaagse voorwerpen!  

Het eikenhouten leeuwenbeeld is hoogstwaarschijnlijk een voetstuk van een groter meubelstuk, wellicht een kast. Bovenaan het object bevindt zich een rechthoekig gat voor een pen-gatverbinding. De leeuw belichaamt kracht en vastberadenheid, perfect passend bij het beeld van een vooraanstaande familie. Het laatje van het muntgewichtdoosje is van appelhout en heeft 35 vakjes. Dergelijke doosjes werden gebruikt door handelaren en belastingontvangers om munten te wegen en tellen. Het vakje rechtsboven was voor gewichtseenheden en had een schuifdeksel. Hier werden muntgewichtjes bewaard, terwijl de ronde opening diende voor de balans. Drie metalen ogen met draaibare haakjes sloten het kistje.


Afbeelding 2. Pollen van klimkers aangetroffen in een van de beerputten vormt een aanwijzing voor mogelijke consumptie van bloemen of bladeren van kleine of grote Oost-Indische kers (foto BIAX).

Afbeelding 3. Houtvondsten uit een ‘rijke’ beerput: een beeld van een leeuw en een laatje uit een muntgewichtdoosje (foto BIAX).

Dankzij het gecombineerde beerputonderzoek kon worden vastgesteld dat ten minste twee van deze putten toebehoorden aan vrij welgestelde huishoudens. Het onderzoek naar endoparasieten in de beerputten onthulde echter dat ondanks de welvaart en rijkdom, de bewoners te kampen hadden met parasitaire darminfecties, waaronder zweep-, spoel- en lintworm (afb. 4, foto links). Lintworminfecties bij mensen kunnen ontstaan door de consumptie van rauw of onvoldoende verhit besmet rund- of varkensvlees. De aanwezigheid van eitjes van mogelijk haar- of gaapworm kan wijzen op de consumptie van geïnfecteerd gevogelte of wellicht vis. Consumptie van gevogelte wordt ook ondersteund door de aanwezigheid van microscopisch kleine resten van donsveertjes (afb. 4, foto rechts). Daarnaast zijn bij het zoölogisch onderzoek – dat is uitgevoerd door Martijn van Haasteren van VUhbs – resten gevonden van diverse vogels zoals kip, eend en duif, wat wijst op consumptie van gevogelte.

Aanbevelingen & tips

Het gecombineerde natuurwetenschappelijk onderzoek van de beerputten heeft veel informatie opgeleverd over het plantaardige deel van de voeding van de toenmalige bewoners. Het is zeer aan te raden om beer altijd zowel macrobotanisch als palynologisch te onderzoeken, omdat bepaalde resten van plantaardig voedsel zoals blad, knollen of bloemen niet macroscopisch herkenbaar in beer terug te vinden zijn. Aan de hand van pollenonderzoek is consumptie van dergelijk voedsel wel te traceren en daarmee is toepassen van beide onderzoekstechnieken essentieel voor een zo compleet mogelijk beeld van de voeding.

Het is verder belangrijk op te merken dat indicatoren voor luxe voedingsproducten niet altijd direct gekoppeld kunnen worden aan welstand of hoge status. Ook minder welgestelde families konden op speciale gelegenheden voor een indrukwekkende maaltijd zorgen. Bovendien waren vraag en aanbod van invloed op de prijzen en beschikbaarheid van luxe producten voor verschillende bevolkingsgroepen.

Naast het bovenstaande onderzoek aan beerputten kan endoparasietenonderzoek worden toegepast om vragen over gezondheid en hygiëne te beantwoorden. Het biedt niet alleen inzicht in verschillende worminfecties, maar op basis van de gastheercyclus kan ook informatie worden verkregen over de infectiebron en het bijbehorende consumptiepatroon.

De combinatie van natuurwetenschappelijk onderzoek en onderzoek naar de materiële cultuur – in dit geval het onderzoek aan houten objecten – versterkt elkaar en leidt tot waardevolle inzichten over status en handelscontacten.

 

Informatie

- L. van Beurden, S. Lange & M. van der Linden, 2023: Grave-Oliestraat: Macroresten, pollen, parasieten en hout uit kuilen, waterputten, grachtvullingen en beerputten (LME-NT), Zaandam, (BIAXiaal 1475).

- J.G.C. van Kampen (in voorbereiding): Archeologische aanvullingen op de Graafsche geschiedenis. Archeologisch onderzoek aan de Oliestraat te Grave, Amersfoort (ADC ArcheoProjecten Rapporten).

 

 


Afbeelding 4. Lintwormeitje (foto links) en fragment van een donsveertje van mogelijk duif (foto rechts, aangegeven met een pijl) aangetroffen in een van de beerputten (foto BIAX).
Sluiten

Verbeter de digitale toegankelijkheid door kleuren donkerder te maken, het kleurcontrast te verzachten, de regel en letterafstand te vergroten.